Supermarkten beconcurreren elkaar fel om consumenten te overtuigen van hun lage prijzen. Maar is er echt sprake van een prijzenoorlog? Volgens experts is dit niet het geval. Hoewel sommige ketens beweren goedkoper te zijn dan Albert Heijn, kunnen de meeste supermarkten zich dergelijke prijsverlagingen niet veroorloven.
Jumbo heeft recentelijk geclaimd dat zij goedkoper zijn dan Albert Heijn, door hun kassabon te vergelijken met die van de marktleider. Ook regionale ketens zoals Vomar, Dirk en Hoogvliet beweerden al snel nóg goedkoper te zijn dan Jumbo. Andere supermarkten, zoals Plus, Dekamarkt en Lidl, komen met acties als 50 procent korting of 1+1 gratis. Toch is er geen echte prijzenoorlog gaande, en dat zal ook niet snel gebeuren.
Volgens retailexpert Laurens Sloot kunnen de meeste supermarkten zich een prijzenoorlog simpelweg niet veroorloven. Slechts een paar ketens, zoals Albert Heijn en de kleinere discounter Nettorama, maken voldoende winst om lagere prijzen te kunnen aanbieden. De overige supermarkten, waaronder ook Jumbo, hebben te maken met dalende winstmarges en kunnen daardoor moeilijk concurreren op prijs.
Albert Heijn heeft het bovendien niet nodig om mee te doen aan prijzenslagen. Het marktaandeel van de keten stijgt licht, terwijl dat van Jumbo daalt. Albert Heijn heeft een uitgebreid assortiment Prijsfavorieten, producten van goede kwaliteit tegen prijzen die vergelijkbaar zijn met die van discounters zoals Lidl. Daarnaast biedt de keten regelmatig aantrekkelijke kortingen, zoals 1+1 gratis acties, waardoor het klanten blijft aantrekken.
Vomar beweert zelfs goedkoper te zijn dan zowel Albert Heijn als Jumbo. Maar de realiteit is dat de supermarktprijzen de afgelopen jaren flink zijn gestegen, voornamelijk door hogere kosten van grondstoffen zoals graan en zuivel.
Producenten en supermarkten moesten deze stijgingen doorberekenen in hun prijzen. Volgens Sloot zijn de supermarktprijzen met zo’n 25 procent toegenomen. Hoewel sommige grondstoffenprijzen inmiddels dalen, gebruiken supermarkten dit vooral om eerdere verliezen goed te maken. Het is in niemands belang om een prijzenoorlog te beginnen.
Supermarkten hebben bovendien te maken met hoge investeringen. Ze moeten bijvoorbeeld investeren in mechanisering, automatisering van distributiecentra, bestelwagens voor online bestellingen en zelfscankassa’s. Kleine ketens kunnen deze investeringen vaak moeilijk dragen. Zo verkochten regionale supermarkten als Deen en Jan Linders hun winkels of werden ze franchisenemers van Albert Heijn om de kosten te kunnen spreiden.
Om succesvol te zijn, moeten supermarkten volgens Sloot een winstmarge van minstens 3 procent behalen. Veel supermarkten halen dit echter niet. De marges in de sector zijn al laag, en sommige ketens zoals Plus maken zelfs verlies. Plus kampt met reorganisatiekosten door de overname van Coop. Ook Aldi draait al jaren verlies. Alleen van Lidl is de winstgevendheid niet openbaar, maar Sloot schat dat de winstmarge van Lidl rond de 2 tot 3 procent ligt.
Kortom, een prijzenoorlog is voor de meeste supermarkten niet haalbaar. Alleen de grotere spelers of ketens met lage kosten, zoals Nettorama en Vomar, kunnen het zich veroorloven om op prijs te concurreren. Albert Heijn doet het goed, maar voor de meeste andere supermarkten is de marge te klein om echt in een prijzenoorlog te stappen.