Heeft de volgorde waarin iemand geboren wordt werkelijk invloed op de persoonlijkheid, of zijn ideeën over plichtsgetrouwe eerstgeborenen en creatieve jongste kinderen slechts hardnekkige stereotypen?
Een recent grootschalig onderzoek werpt nieuw licht op deze discussie. Volgens Canadese psychologen is er wel degelijk een verband tussen geboortevolgorde, gezinsgrootte en persoonlijkheidskenmerken.
Het onderzoek omvatte gegevens van meer dan 700.000 vrijwilligers en bracht interessante patronen aan het licht. Middelste kinderen scoorden gemiddeld hoger op eigenschappen die belangrijk worden geacht voor samenwerking, zoals gelijkmoedigheid en eerlijkheid. Ook bleek dat deze scores hoger waren in grotere gezinnen. Dit suggereert dat opgroeien in een grotere familie de kans vergroot op het ontwikkelen van een coöperatieve persoonlijkheid.
Hoogleraren psychologie Michael Ashton en Kibeom Lee, die het onderzoek uitvoerden, concluderen dat geboortevolgorde en gezinsgrootte een meetbare invloed hebben op persoonlijkheid. Ze schrijven dat de resultaten duidelijk aantonen dat persoonlijkheidstrekken verschillen afhankelijk van iemands plaats in het gezin en de grootte ervan. Zo blijken mensen met meer broers en zussen vaker eigenschappen te hebben die bijdragen aan samenwerking en harmonie.
De onderzoekers analyseerden gegevens van mensen die aangaven of ze de oudste, middelste, jongste of enig kind waren. Daarnaast werd ook gekeken naar het aantal kinderen waarmee ze waren opgegroeid. Uit eerdere studies was al bekend dat eerstgeborenen gemiddeld iets slimmer zijn dan laatgeborenen, en deze bevinding werd opnieuw bevestigd.
Maar de nieuwe studie onthulde ook dat mensen uit grotere gezinnen vaak hoger scoren op eigenschappen als eerlijkheid en gelijkmoedigheid. Dit wordt door de onderzoekers aangeduid als ‘eerlijkheid-humeurigheid’ en verwijst naar een neiging om oprecht en betrouwbaar te zijn.
Middelste kinderen bleken hierbij een extra voordeel te hebben. Zij scoorden gemiddeld iets hoger op coöperatieve eigenschappen dan zowel de oudste als jongste broers en zussen. Het onderzoek suggereert zelfs dat als je een enig kind vergelijkt met iemand uit een gezin van zes, er een kans van 60 procent is dat de persoon uit het grotere gezin meer aangename persoonlijkheidskenmerken heeft.
Hoewel de grootte van het gezin de grootste invloed had op deze eigenschappen, speelde ook de geboortevolgorde een rol. Dit effect was kleiner, maar niet te verwaarlozen. Middelste en jongste kinderen scoorden gemiddeld iets hoger op coöperatieve kenmerken dan de oudste kinderen. Dit wijst erop dat zowel de positie in het gezin als de gezinsgrootte bijdragen aan de ontwikkeling van persoonlijkheid.
De bevindingen bieden nieuwe inzichten in hoe familieomstandigheden van invloed kunnen zijn op de manier waarop mensen zich ontwikkelen. Hoewel persoonlijkheid natuurlijk door veel factoren wordt bepaald, toont dit onderzoek aan dat de context waarin iemand opgroeit – inclusief geboortevolgorde en gezinsgrootte – een significante rol speelt.