Yvonne dacht dat ze voor de liefde naar Frankrijk ging. Maar tot nu toe lijkt het vooral een culinair uitje. In de aflevering van vanavond zien we hoe zij en Renate wakker worden na een dag vol wijn, gangen, kaasplanken en, jawel, nog meer wijn.
“Ik ben een beetje brak,” zegt Renate terwijl ze haar ogen nog probeert open te krijgen. En Yvonne? Die kijkt alsof ze zich serieus begint af te vragen waar ze in hemelsnaam beland is.
Ze draait zich naar Jean-Paul en vraagt voorzichtig: “Is het hier altijd zo?” Hij lacht een beetje nonchalant. “Niet elke dag, maar wel een keer of vier per week, hoor.”
Het is precies het antwoord dat Yvonne niet wilde horen.
Want ja, het is gezellig. En ja, mensen lachen. Maar ergens tussen het vijfde glas rosé en de derde kaasfondue is Yvonne haar oorspronkelijke doel een beetje kwijtgeraakt. Ze kwam niet voor een Bourgondische groepsvakantie. Ze kwam voor een man.
Een man die naast haar zit. Die haar aankijkt. Die even een arm om haar heen slaat. Die vraagt hoe het écht met haar gaat.
Maar die man is ver te zoeken tussen alle borrelhapjes en toastjes.
Yvonne legt het later uit voor de camera. “Als dit het is… Altijd met veel mensen, vrienden, drukte. Hartstikke leuk hoor, maar daar kom ik niet voor.”
Ze wil iets anders. Iets echts.
Renate snapt haar volkomen. Zij voelt zich ook meer toeschouwer dan deelnemer in dit theater van kaas, stokbrood en mensen die ‘toevallig even langs kwamen’.
En dan, als je denkt: misschien komt er een momentje tussen Jean-Paul en Yvonne – misschien neemt hij haar even apart, pakt hij haar hand, vraagt hij hoe ze zich voelt – nope.
Hij zit alweer buiten. Met een vriend.
“Kees is er weer,” zegt Yvonne droog. “En hij zit natuurlijk weer beneden te kletsen. En wéér geen tijd voor ons.”
Renate en Yvonne maken boven de bedden op, terwijl beneden het wijnglas al weer volgeschonken wordt.
Yvonne is er een beetje klaar mee. “Er zijn altijd andere mensen,” zucht ze.
En dan is er nog iets. Iets wat klein lijkt, maar groot wordt als je het dag in, dag uit meemaakt.
Het eten.
Het eindeloze eten.
“Het is wel echt: eten, eten, eten,” zegt Yvonne, terwijl ze haar handen in haar zij zet.
En niet even een boterham met kaas of een salade. Nee, het is bourgondisch met een hoofdletter B.
Lunches die beginnen met champagne en eindigen met een cognacje. Dineravonden die om 17.00 beginnen en om middernacht eindigen met een kaasplank ter grootte van een skateboard.
Voor Jean-Paul misschien de droom. Voor Yvonne begint het op een nachtmerrie te lijken.
Het is niet alleen het eten. Het is wat er níet is. Geen verbinding. Geen rust. Geen ruimte om elkaar echt te leren kennen.
Het voelt een beetje alsof ze een figurant is geworden in zijn leven, in plaats van een hoofdrolspeler in hun gezamenlijke verhaal.
En dus begint Yvonne te twijfelen.
Aan hem.
Aan het proces.
Aan of dit überhaupt nog wel gaat worden wat ze hoopte.
Zeker weten doet ze het nog niet. Maar één ding is duidelijk: als Jean-Paul haar hart wil winnen, dan moet hij misschien eerst even stoppen met koken.
En gewoon even naast haar gaan zitten.