Wiskunde is niet voor iedereen weggelegd. Veel kinderen hebben moeite met getallen, vergelijkingen en rekenregels. En wie kan het ze kwalijk nemen? Wiskunde lijkt soms meer op een vreemde taal dan op iets dat ze in het dagelijks leven kunnen toepassen.
Voor sommige kinderen is wiskundeles dan ook iets waar ze liever niet aan denken. De sommen worden ingewikkelder, de vaktermen steeds technischer, en voor veel leerlingen voelt het alsof ze in een wereld vol cijfers en formules moeten navigeren waar niets helemaal klopt.
Toch kunnen we soms de humor zien van de worstelingen met cijfers, zoals in het geval van ons kleine vriendje in dit verhaal. Hij gaat thuis aan zijn vader vertellen hoe zijn wiskundeles verliep, maar hij komt met een onverwachte wending die iedereen aan het lachen maakt. Het is een klassiek voorbeeld van hoe kinderen soms logisch, maar verrassend kunnen denken, wat voor volwassenen soms grappige misverstanden oplevert.
Voor ouders kan het soms ook hilarisch zijn om te horen hoe kinderen de logica achter wiskunde proberen te begrijpen en uitleggen. Deze vader hoort zijn zoon aan en ontdekt dat zijn antwoord eigenlijk helemaal niet fout was, maar dat de manier waarop hij de vraag benaderde toch weer een onverwacht antwoord opleverde.
Kinderen denken vaak heel letterlijk, waardoor eenvoudige vragen plotseling heel ingewikkeld worden — vooral in een vak als wiskunde, waar het vaak gaat om inzicht en interpretatie.
En in dit geval komt er dan een mop uit voort die voor velen herkenbaar is: de verwarring tussen simpele rekenregels en de nuchtere logica van een kind, die alles nét even anders ziet. En daaruit ontstaat dan dit hilarische gesprek dat het verschil tussen “2 keer 3” en “3 keer 2” op scherp zet.
Hier komt het verhaal
Een jongetje komt thuis van school en vertelt zijn vader:
“Ik had een onvoldoende voor wiskunde vandaag.”
Zijn vader antwoordt: “Wat is er gebeurd?”
De jongen zegt: “Nou, mijn leraar vroeg me: ‘Wat is 3 keer 2’, en ik zei 6.’”
De vader antwoordt: “Nou, dat klopt.”
De jongen zegt: “Dat weet ik. Toen vroeg ze me: ‘Wat is 2 keer 3.’”
De vader antwoordt dan: “Wat is godverdomme het verschil?”
De jongen zegt: “Dat is precies wat ik zei!”