Daar zag ik hoe moeilijk sommige mensen het hebben. Ze hadden echt niet genoeg geld en hadden de hulp van de voedselbank hard nodig. Hun verhalen raakten me en ik voelde me steeds slechter over wat ik deed. Ik nam eten dat eigenlijk voor hen bedoeld was, terwijl ik het zelf helemaal niet nodig had.
Op een dag, toen ik weer in de rij stond, zag ik een bekend gezicht. Het was mijn eigen zoon, die daar als vrijwilliger werkte. Hij herkende mij niet met mijn vermomming. Toen ik hem daar zag, werken om anderen te helpen, voelde ik me nog slechter. Mijn zoon was daar om de goede redenen, en ik was er voor de verkeerde.
Dit was het moment waarop ik besefte dat ik moest stoppen. Ik kon niet doorgaan met liegen en bedriegen. Ik besloot om mijn geheim voor mezelf te houden en te stoppen met naar de voedselbank gaan. In plaats daarvan besloot ik om mensen te helpen, net zoals mijn zoon deed.
Ik vertel dit verhaal niet omdat ik wil dat mensen medelijden met me hebben. Ik wil gewoon eerlijk zijn over wie ik ben en wat ik heb gedaan. Het heeft me laten zien wat echt belangrijk is in het leven. En nu probeer ik het goede te doen, voor anderen en voor mezelf.